web analytics

Coquilles in preisaus

23 nov, 2015

‘We moeten praten,’ zei de schoondochter. (Het was waar dat haar borsten aanmerkelijk kleiner waren dan de laatste keer dat ik haar had gezien. Al jaren zit ik tegenover haar aan tafel met kerst, ze is niet uitzonderlijk mooi, het type met korte beentjes zeg maar, edoch haar borsten waren altijd onmiskenbaar geweest.)

‘Jullie praten niet,’ zei ze. (Zij komt uit het zuiden, in het zuiden praten ze meer, dat weet iedereen, maar dat is geen verdienste, het is geen verdienste ergens vandaan te komen waar men veel praat, opgevoed te worden met veel praat, en dan als het er op aan komt, anderen te gaan verwijten dat ze niet praten. Alsof je zou accepteren dat die ander zou antwoorden: ‘Ja maar ik kom niet uit het zuiden.’ Zou je dat accepteren? Natuurlijk niet.)

‘We pra-ha-ten, we praaa-haaa-ten,’ zong mijn schoonmoeder terwijl ze rond de tafel danste met een ovenschaal in haar met ovenwanten verpakte klauwen.

‘Praten, praten,’ zei mijn schoonvader. (Ik ben de schoonzoon.) Hij kuchte zoals hij wel eens kuchte toen hij nog rookte. Het laatste jaar dat hij rookte was het eerste jaar dat ik hier kwam. We rookten allemaal nog toen. Zijn borstkas bewoog, leek gedurende een paar seconden een onafhankelijke entiteit die over de rest van zijn lichaam heen schoof, een paar centimeter omhoog, en nam daarna weer zijn normale positie in. ‘We praten toch?’

‘We pra-ha-ten, we praaa-haaa-ten,’ zong mijn schoonmoeder terwijl ze rond de tafel danste met een ovenschaal in haar met ovenwanten verpakte klauwen. Een ovenschaal waarin een waanzinnig lekker gerecht lag te dampen, te weten: coquilles in preisaus. Mijn vrouw is dol op coquilles in preisaus. Met een snuifje saffraan. Haar liefde voor coquilles in preisaus gaat verder dan de werking van haar smaakpapillen in combinatie met de geur die haar fijne, spitse neusje binnendringt, nee, het gaat ook om de terugkeer. Het onuitgesproken besef hier, in dit huis, in deze streek, thuis te horen en alleen hier te kunnen zijn wie je bent en tegelijkertijd te blijven zweren dat je hier nooit zál terugkeren. Alleen bij een bijzondere gelegenheid – kerst bijvoorbeeld – omdat juist de gelegenheid, het unieke en zeldzame van de gebeurtenis samen met een zekere regelmaat, ervoor zorgt dat het besef toe kan slaan. Dát is coquilles in preisaus. Althans, voor mijn vrouw. (Al moet ik toegeven dat ik er zelf ook niet vies van ben.)

We wisten allemaal donders goed waarover dit ging. Dit ging over die sms.

De broer van mijn vrouw keek naar zijn vrouw, de schoonzus. Er zat iets in hem verscholen, er dribbelde iets rond in het zwart van zijn pupillen, iets wat niet goed uit zijn holletje durfde te komen, wellicht een bang vogeltje. Zijn vrouw was op missie. Mensen die een missie hebben kunnen aantrekkelijk en vreeswekkend zijn, met name voor hen die geen missie hebben en al helemaal in combinatie met enorme borsten. (Haar borsten wáren opmerkelijk kleiner, dat klopt, het viel niet te ontkennen en ik meen het reeds eerder te berde te hebben gebracht maar daar staat tegenover dat ze nog steeds van zeer respectabele omvang waren. Nu had de broer haar borsten natuurlijk jarenlang in de oorspronkelijke staat gekend. Ook hem kon het onmogelijk zijn ontgaan dat er iets was veranderd, ik bedoel, hij moet elk stukje huid van die borsten gekend hebben als zijn eigen huid, hij wist op welke manier hij ze aan moest raken om voor kippenvel te zorgen, hij beheerste de kunst om haar tepels met een simpele tik van zijn wijsvinger op te doen springen, hij kende die vreemde bultjes die over haar enorme tepelhoven lagen verspreid, hij was zeker ook al langs die ene kleine verharding aan de rand van het rechter tepelhof gegleden en daar eventjes blijven hangen terwijl hij met het puntje van zijn tong kleine omtrekkende bewegingen maakte. Hij wist hoe het voelde wanneer hij zijn opgezwollen geslacht tussen haar pompoenen op en neer bewoog en zijn balzak bij iedere opwaartse beweging tegen de onderkant van die twee enormiteiten aan stootte.)

‘Nee maar het is toch waar,’ zei de schoonzus.

Wij zwegen. Onze blikken suisden over het tafelblad. Mijn schoonmoeder taterde iets over het weer, zette de coquilles in preisaus op tafel en verliet zingend de kamer. Mijn schoonvader opende de wijn en zei dat eenieder maar gewoon voor zichzelf uit moest schenken.

#

Ik werd wakker rond een uur of tien. Beneden hoorde ik de kinderen spelen en toen ik de trap afliep zag ik dat mijn vrouw koffie dronk en met haar moeder sprak, die nog in pyjama was, de haren opgestoken, de tranen biggelend over haar wangen.

‘Waar zijn ze?’ vroeg ik.
‘Wandelen,’ zei mijn vrouw.
(Vroeger rookten we, nu gaan we wandelen. Ik niet.)

Mijn schoonvader kwam de keuken uit, zichtbaar geïrriteerd. ‘Praten, praten,’ zei hij. ‘Heb je nu al ooit zoiets gehoord?’

Elke streek brengt de bijpassende mensen voort. Hier zwijgen ze als rotsen terwijl binnen in hen het bloed om hun hart heen danst en klotst

Alles wat wij hier doen, is de dag door komen en eten. Behalve op kerstdag. Op kerstdag komen we de dag niet door, dan eten we alleen. De kinderen zaten op de bank televisie te kijken in de hysterische flikkering van de kerstboomverlichting, die zoals elk jaar in diverse patronen door de andere ornamenten heen liep. Roze en paarse kerstballen en slingers, rood-wit gestreepte nep-snoepstokken, zilveren engelen, gouden rendieren, enorme rode sokken (dat is hier de gewoonte) en een buitengewoon assortiment houtsnijwerkjes die de kerstthematiek over de volle breedte bestreek, gaande van kerstmannetjes en sterren over Jozef en Maria en het kindeke Jezus zelve tot aan, toegegeven, minder heldere symbolen zoals asymmetrische kubussen en eendjes. Maar desalniettemin een indrukwekkende verzameling met hoge dekkingsgraad; hier en daar kwam er nog net een takje of dennennaald van tussen piepen maar verder viel de aanwezigheid van de boom zelf nauwelijks nog op.

‘Ja maar het is toch waar,’ zei mijn schoonvader. ‘Praten!’

‘Het is waar dat haar borsten kleiner zijn,’ zei mijn schoonmoeder. Ze keek naar haar eigen, duizelingwekkende decolleté, waarin haar tranen nu, naar het mij voorkwam enigszins gedesoriënteerd, hun weg zochten en ze bevoelde met beide handen haar rug.

‘Als we moeten praten, zullen we praten,’ zei mijn schoonvader. ‘En anders niet.’

‘Wat willen jullie eten met kerstdag?’ vroeg mijn schoonmoeder. ‘Fruits de mer? Er is geen storm voorspeld, dus ik veronderstel dat de boten gewoon uit zullen varen.’

‘Ik wéét wat ze vindt. Ik heb die sms ook gelezen,’ zei mijn schoonvader.

Mijn schoonmoeder zweeg. Mijn vrouw streelde haar rug.

‘Begint niet hé,’ zei mijn schoonvader. En hij draaide zich naar mij toe en zei dat er koffie was en dat eenieder maar voor zichzelf uit moest schenken.

Elke streek brengt de bijpassende mensen voort. Hier zwijgen ze als rotsen terwijl binnen in hen het bloed om hun hart heen danst en klotst, het indeukt en afbreekt zoals de zee het land vormt. Snijdende wind door wilde bossen. De maan jagend aan de hemel, alle koppen verweerd en ontdaan, de zee schommelend in de verte, een man rokend in een stilstaande auto langs de kant van de weg, de stad omsingeld door rotondes en winkelcentra, uitlaatgassen dobberend in het water van de rivier die zich vertakt en lijntjes door het land trekt als nerven in een blad.

‘Het kan geen kwaad je best te doen,’ zei mijn schoonmoeder. ‘Ik praat toch ook?’

#

Ik hou van de weg hiernaartoe. De wind die op ons inbeukt bovenop de Pont de Normandie. Het stille water in de dokken van Honfleur waarin de lichtjes van café’s en restaurants spelen. De lange nukkige weg van Rennes naar Quimper. Magere tankstations en kale weiden. Ik hou van de stilte die hier hangt, overal.

Mijn schoonmoeder praat. Dat valt niet te ontkennen. En omdat ik prima tegen stiltes kan is het mogelijk dat zij mijn gebrek aan ambitie om iets van deze familie te willen maken wat ze niet al was en mijn tevredenheid dat ik elk jaar gedurende een week in mezelf kan verdwijnen zonder dat iemand het vreemd of ongezellig vindt en rond te dwalen in mijn gedachten terwijl de gebruikelijke maaltijden – coquilles in preisaus, fruits de mers, lotte à L’Armoricaine, oh lotte… – de revue passeren samen met de gebruikelijke wijnen, ja, het is mogelijk dat zij dit alles soms verwart met bereidwilligheid om naar haar te luisteren. Dat kan gebeuren. En het is waar dat wanneer ze op zulke momenten naast mij staat, terwijl we samen toekijken hoe mijn vrouw met de jongste een gezelschapspel speelt dat te moeilijk voor haar is en de grootste een puzzel probeert te maken die te ingewikkeld blijkt, terwijl mijn schoonvader op de chaise longue een dutje doet, het is waar dat mijn schoonmoeder dan bijvoorbeeld vertelt dat de jongste van haar zoon in februari een week bij hen alleen zal zijn, dat het moeilijk zal worden, maar dat ze het niet durft te weigeren, een zo’n sms is wel genoeg. En soms dringt het dan plots tot me door dat ze tegen mij aan het praten is en niet tegen mijn vrouw, of de kinderen, of mijn schoonvader. Hoe lang is dat al gaande? Heb ik niet goed opgelet? Ben ik de laatst overgeblevene, is iedereen afgehaakt, misschien al wel jaren geleden, misschien wel precies op de dag dat ik hier voor het eerst arriveerde? Zulke vragen stel ik me dan. En uiteraard kan het dan gebeuren dat ik net een bierflesje in mijn hand heb. Ze is zo klein dat als ik dat bierflesje gewoon voor mijn borst hou, met duim en wijsvinger de flessenhals klem, de voet precies ter hoogte van haar mond komt. En dat ik dan drink van mijn bierflesje, de laatste slok, en het is niet uitgesloten dat ik het voor mijn borst heen en weer beweeg als een pendule, heen en weer, eerst nog zachtjes, dan steeds harder en dat ik dan – ták – met een kwieke hefboomachtige beweging maar zijwaarts, met de voet van dat flesje vol tegen haar mond tik en hoor hoe haar tanden breken, en zie hoe de scherven glazuur glinsterend neer dwarrelen en landen in de blonde krullen van de jongste, als pailletten. Natuurlijk kan dat gebeuren. Maar dat betekent allemaal niks. Wat iets betekent is dat als de schoondochter hun stilte steelt, ze ook mijn recht om in die stilte op te gaan afneemt. Dit alles realiseer ik me op zo’n moment terwijl mijn schoonmoeder door blijft praten en haar stem met kwieke sprongen omhoog en omlaag springt, en zegt: ‘…Want je moet ze beeeeezig houden, en ze willen speeeeeelen, en ze vragen waar is mamaaaaa en waar is papaaaaaa, eh begrijp je?’

#

Met kerstavond zat iedereen verloren voor zich uit te staren, zich volop bewust van wat ze niet mochten doen, zuchtend en steunend onder het juk van de dwang om iets te zeggen, terwijl de schoondochter uitdagend in het rond keek, een voor een haar slachtoffers monsterde die nu hulpeloos in ijskoud water rond spartelden; straks zouden hun lichamen worden gevonden met de gulp van hun broeken nog open.

Met kerstavond zat iedereen verloren voor zich uit te staren, zich volop bewust van wat ze niet mochten doen

Ook mij keek ze af en toe aan maar dan keek ik haar recht in de ogen, liet ze vervolgens onbeschaamd afzakken naar haar borsten en dan weer terug omhoog, waarna zij mijn blik ontweek. Ik voelde me niet aangesproken, net zomin als ik van plan was het woord te nemen. Maar toch realiseerde ik me op dat moment dat zij en ik met elkaar verbonden waren en dat dit mogelijk was zonder dat we elkaar heel erg mochten. Er school een bepaald comfort in die gedachte. Sterker nog, het had iets, wel ja, erotisch. Misschien overdrijf ik nu.

Mijn schoonmoeder zette de fruits de mer op tafel en bleef nog even ter plaatse trippelen terwijl ze de stilte een oplawaai probeerde te verkopen met een grote plastic kom waarin wij dadelijk de restanten van krabbenpoten en garnalen zouden dumpen. Ze deelde gul nerveuze lachjes uit, alsof ze een gebeurtenis aan wilde kondigen, en verdomd, plots zei mijn schoonvader tegen zijn zoon: ‘Dat is net als dat geval met die papegaai en die hond waar ik over vertelde.’ Waarop de zoon zei: ‘Welk verhaal?’ En dat was precies het juiste antwoord, als ik niet beter wist zou ik hebben gedacht dat ze hadden gerepeteerd, dus mijn schoonvader vertelde het verhaal en de zoon beaamde dat de betreffende kwestie inderdaad precies zoals dat geval was.

Triomfantelijk keek mijn schoonvader de tafel rond waarbij hij onmerkbaar voor het ongeoefende oog, enige fracties van seconden langer bij zijn schoondochter bleef hangen, die zuchtte terwijl ze het tafelblad bestudeerde – want: mijn blik ontweek – waarna hij de wijn ontkurkte en zei dat eenieder maar voor zichzelf moest uitschenken.

Onmiddellijk nam mijn schoonmoeder het woord over alsof het hier om een verbale estafette ging en begon een verhaal over een papegaai die altijd ‘Bonjour madame’ zei als zij de winkel binnen kwam. Ze ging behoorlijk enthousiast van start maar al snel verdwenen de woorden alweer in haar mond nog voor ze goed en wel naar buiten waren gekropen en begon ze halfslachtig te fluisteren als een verlegen kind en zich steeds meer tot mijn schoonvader te richten, die nog na glom van zíjn verhaal en niet op haar lette, eigenlijk lette niemand op haar, zoals altijd, en dat wist ze, en toen haar verhaal afgelopen was, stond ze op, draaide zich om en liep naar de keuken terwijl ze met luide stem kakelde: ‘Bonjour madame! Bonjour madame!’

Ik zou graag een keer diegene spreken die de werkelijkheid verzint.

#

Ik kijk de schoondochter recht in de ogen. Ze is niet heel mooi, dat is waar. Het type met het korte, praktische kapsel zeg maar, de ogen te groot en te bol, van doorzichtig staal, ogen die alles buiten houden, ik kijk haar aan, ik zie haar borsten, ooit groter dan beloftes. Niets van dit alles mag verloren gaan. Je kan niet ingrijpen in de wereld zonder jezelf te veranderen. Je kan jezelf niet veranderen zonder in te grijpen in de wereld, en dat alles kan niet zomaar onbestraft blijven. Door die sms te versturen, en te schrijven en te zeggen wat ze geschreven en gezegd had, had de schoondochter de stilte van de familie gestolen. De kwintessens van hun bloedverwantschap. Als van deze mensen werd verlangd dat ze gingen praten, zou er een situatie kunnen ontstaan waarin wat ze zeiden ook daadwerkelijk betekenis kreeg.

#

Mijn schoonmoeder kwam terug uit de keuken, en voerde opnieuw haar rituele dans rond de tafel op waarbij ze met borden en schalen jongleerde alsof de situatie nu in haar oorspronkelijke staat was hersteld, er niks van belang was gebeurd, en alles verder kon zoals het al jaren ging. Ter hoogte van de schoondochter bleef ze even staan en boog dan voorover om een botervlootje beet te nemen waarbij ze haar boezem in de nek van de schoondochter legde en luid ‘Bonjour madame!’ riep en ik keek de schoondochter aan en keek naar haar borsten, en naar de borsten die in haar nek hingen, en ik keek haar opnieuw aan waarna ze mijn blik ontweek, en de schoonmoeder danste verder en ik hoorde hoe ze in het oor van mijn vrouw fluisterde: ‘Franck is dik geworden hé, oh la la!’

Mijn vrouw glimlachte. Ik heet niet Franck.

#

Na het eten zetten de kinderen melk en koekjes buiten, voor de rendieren die de slee van de Père Noël door de hemel trekken. Daarna gingen de schoondochter en ik samen met de kinderen de straat op en we liepen tot op de top van een heuvel die de streek overziet. We tuurden naar de hemel in blijde verwachting. Binnen verzamelde de familie de cadeautjes en schikte ze in nette stapels rondom de boom. Daar hebben wij niks mee te maken. We stonden op de heuvel, we daalden af, liepen samen langs de weg, keken uit over het woeste land, de kinderen gilden en sprongen, de jongste kroop dicht tegen me aan en we zeiden niks, de schoondochter en ik, we zeiden niks tegen elkaar, het maanlicht viel op een bepaalde manier op haar gezicht, haar jas wijd, haar borsten onzichtbaar, ze lachte om de verbeelding van de kinderen, de lichtjes aan de hemel die dansten en vrolijk het spel mee speelden: daar ging de Père Noël met zijn arrenslee, of zou het toch een vliegtuig zijn? En toen kreeg ik de gebruikelijke sms van mijn vrouw dat we weer naar binnen konden alwaar wij – hoe is het toch mogelijk – voor het tiende opeenvolgende jaar de passage van de Père Noël alweer grandioos hadden gemist, en de kinderen zich op de cadeau’s stortten, terwijl de volwassenen hun flessen wijn en pralines uitpakten en elkaar omhelsden en er was niets gebeurd, er was geen stilte en ook werd er niks gezegd, de formules in ere hersteld en toen de schoonzus mij omhelsde liet ik mijn handen even op haar taille rusten terwijl haar borsten tegen mijn borst aan schuurden.

‘Wat denk je?’ zei mijn schoonmoeder, toen de kinderen even later in hun bedjes lagen te dromen en de pousse-café werd geserveerd. ‘Zal ik het ook laten doen?’ En ze knikte de schoondochter bemoedigend toe en greep met beide handen haar eigen borsten, inderdaad, uitzonderlijke exemplaren, ze duwde ze omhoog, keek opnieuw naar de schoondochter met grote ogen.

‘Ehm ja, ik ben er wel blij mee,’ zei de schoondochter, als een kind dat moest toegeven dat het een slecht rapport had. De schoonzoon keek star voor zich uit.

’s Nachts moet ik plassen. Elke nacht moet ik plassen, soms twee keer, het is de leeftijd. Ik loop naar de badkamer en zie het licht dat onder de deur door valt, maar wanneer ik mijn hand op de klink leg, blijkt de deur gewoon open te zijn en ik stap naar binnen en daar staat de schoondochter, voor de spiegel. Dikke tranen lopen over haar borsten. Ze kijkt me aan, schrikt niet. Ze draait zich naar mij toe en er is iets in haar blik, iets kwetsbaars, een hinde, een mollige hinde in het harde licht van twee koplampen, iets dat lijkt te vragen: ‘En? Hoe vind je ze?’

‘Mooi,’ zeg ik. ‘Ze zijn mooi.’
Ze draait zich terug naar de spiegel.
‘Ik had te veel last van mijn rug,’ zegt ze. ‘Daarom heb ik ze laten verkleinen. Als iets je dusdanig hindert, dan moet je er iets aan doen. Ook als het jaren goed is gegaan.’

‘Ja,’ zeg ik. ‘Maar dit zijn jouw tieten.’

‘Wat?’ zegt ze.

‘Ze zijn van jou. Jouw tieten.’

En ze kijkt naar haar borsten alsof ze zich dat nu pas realiseert. Alsof ze die borsten heeft laten verkleinen om het ongemak van iemand ánders te verhelpen. Die fout hebben we allemaal weleens gemaakt. Er zijn mensen die zeggen dat de beste manier om iemands gedrag te veranderen, is: je eigen gedrag veranderen. Er zijn mensen die zeggen dat je moet praten. Al deze mensen worden vroeg of laat door de werkelijkheid de mond gesnoerd.

En ze kijkt naar haar borsten alsof ze zich dat nu pas realiseert. Alsof ze die borsten heeft laten verkleinen om het ongemak van iemand ánders te verhelpen.

Ik loop naar haar toe en ik neem haar handen, kleine handen, mollige vingertjes, handen die passen bij types met korte beentjes zeg maar en ik druk haar handen op haar borsten, de handpalm nauwelijks groter dan de tepelhoven, en ik breng mijn lippen tot vlak bij haar oor en fluister: ‘Jouw tieten, dit zijn jouw tieten.’ En daarna kus ik haar in de nek en ik voel hoe er een rilling door haar heen trekt en het kippenvel zich verspreidt over de rest van haar lichaam, haar tepels zich oprichten onder de palmen van haar handen. Mijn lippen glijden over haar lijf naar haar borsten en haar handen glijden in mijn haar, en ik bijt zachtjes op haar tepel, maak omtrekkende bewegingen met mijn tong, en daarna kom ik weer omhoog terwijl zij omlaag glijdt, mijn onderbroek mee naar beneden trekt en mij in de mond neemt, en wanneer ik op het punt sta klaar te komen, legt ze mijn geslacht tussen haar borsten en beweegt langzaam op en neer terwijl ze me aankijkt tot ik driftig over die borsten heen spuit, en het zaad van haar tepels zie druipen en ik vraag me af hoe dat eruit zou hebben gezien als die borsten nog in hun oorspronkelijke staat waren geweest.

#

Toen ik de volgende ochtend beneden kwam, was het nog vroeg. Zelfs de kinderen sliepen nog. Alleen de schoonmoeder zat alleen op een stoel en keek uit over de tuin. Temidden van het gescheurde cadeaupapier op de grond, leek het alsof ze van klei was gemaakt die niet goed had gedroogd en dreigde te verbrokkelen. Het leek alsof ik nu, in de stilte, kon zien wat overdag in haar eindeloze kakelen verborgen lag: alles wat voorbij was en wat restte en wat bleef resoneren, alles wat anders had kunnen gaan. Haar eigen reis naar dit ruige, ruwe land, ver van huis. Háár coquilles in preisaus, en de dure eed om nooit terug te keren, nooit meer die lange, donkere, onverbiddelijke, slingerende weg op te gaan die ze had af moeten leggen om hier te komen. Er was geen ontsnapping meer mogelijk. Ze had geen andere keuze dan te blijven zitten en terwijl haar man lag te snurken haar eigen koffie uit te schenken, langzaam kauwend op een sms die haar verweet wat ze al die tijd had verzwegen, verdrongen, uit haar gedachten had verdreven onder het mom dat ze het had geaccepteerd.

En ik dacht aan onze terugreis, met de kleinste en de grootste slapend op de achterbank, mijn vrouw dromerig uit het raam starend naar een landschap waar ze als kind in had rond gedwaald vervuld van dromen en beloftes, over de weg die we samen hebben afgelegd, en telkens opnieuw weer af te leggen hebben, en ik vroeg me plots af of we die weg wel kenden, of we überhaupt wel over dezelfde weg reden. Ik klampte me vast aan de gedachte dat het niet ging om de weg, dat het er enkel om ging om samen een ster te kiezen en die te volgen en dat we dan een goeie kans zouden hebben om vroeg of laat op dezelfde plek te arriveren, alwaar het mij niks zou verbazen als daar iemand klaar stond om ons coquilles in preisaus te serveren. Met een snuifje saffraan.

0 reacties

Trackbacks/Pingbacks

  1. Site. | Ivo Victoria - […] lezen waren, en sommige daarvan ga ik hier integraal online plaatsen. Te beginnen met het verhaal Coquilles in preisaus…
  2. Energie. | Ivo Victoria - […] lezen waren, en sommige daarvan ga ik hier integraal online plaatsen. Te beginnen met het verhaal Coquilles in preisaus…

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *