web analytics

Eenvoudige dagen.

23 okt, 2020

De dag begon met een stevige track, voorzien van een krukdroge beat en een hypnotiserende parlando vrouwenstem. Het soort nummer waar je spontaan van gaat headbangen, maar dan cool, met korte knikjes en getuite lippen terwijl je met lichtjes toegeknepen ogen de dansvloer afspeurt en ternauwernood je heupen beweegt. Niet iedereen kan het, dus misschien moet je het niet proberen.

Ik heb meer dan eens een affaire met een receptioniste gehad door toedoen van zulke praatjes

Alleszins, ik kende dat nummer niet, kreeg het onverhoeds geserveerd door het almachtige algoritme toen ik ging rennen, en de eerste kilometer liep ik in 4 minuten en 47 seconden. Opmerkelijk. Ik ren elke week twee keer een half uur en de laatste tijd kom ik nauwelijks nog onder de 5 minuten per kilometer uit terwijl ik enkele maanden geleden nog vlotjes een seconde of twintig tot dertig sneller was. Tot ik een keer ging checken wanneer die paar maanden geleden ook alweer waren en het een paar jaar bleken te zijn. Kortom, ik wist: ik was te snel gestart, door die track, en als ik dat vol zou houden zou ik mezelf kapot rennen en dat kan lekker zijn maar niet nu, nu wilde ik mezelf niet kapot rennen want ik moest nog werken. Deze week was een werkweek. Elke dag reed ik met de auto naar een heus Business Center en daar klopte ik mijn uren, tegen een vastgesteld uurtarief, en ik moet zeggen dat het me beviel. Ik groet de receptionist, ik ga naar de werkruimte, begin aan mijn werk, ik neem een pauze, ik eet een boterham, werk verder, ik beëindig het werk op het afgesproken uur en daarna ga ik naar huis maar niet voordat ik wederom de receptionist gegroet heb, een vriendelijke kerel die zijn praatjes precies de juiste betekenisloze oppervlakkigheid weet mee te geven, hetgeen minder vanzelfsprekend is dan het lijkt, zulke praatjes kunnen uit de hand lopen weet ik uit ervaring, ik heb in het verleden meer dan eens een kortstondige affaire met een receptioniste gehad door toedoen van zulke praatjes en ik kan je verzekeren: daar komt alleen maar gedoe van.

Rustige, eenvoudige dagen. Koele herfstlucht waarin het heerlijk roken is. Mensen vragen me of ik wel genoeg werk heb ‘in deze tijden’ maar ik heb genoeg werk, meer dan genoeg werk en nog hou ik tijd over. Hoe komt dat? Waarom heb ik zoveel tijd over terwijl ik werk genoeg heb? Hoe is het mogelijk dat ik voldoende geld verdien en toch af en toe een beetje zielloos en verdrietig door mijn werkkamer dwaal, mezelf afvragend wat te doen?

Uren per dag scheelt het, zo’n geen roman om aan te schrijven

Het duurde een paar maanden voor ik het door had: ik schrijf geen roman. Voor het eerst sinds februari 2008 schrijf ik geen roman, is er geen roman die door mijn hoofd spookt, geen roman die mijn gedachten doet afdwalen, geen roman waarvoor ik boeken lees, geen roman die me urenlang wakker houdt, in bed, in de wetenschap dat ik alle geniale invallen die ik op dat moment heb tegen het ochtendgloren vergeten zal zijn, geen roman die me vloekend en gefrustreerd door de kamer jaagt omdat ik aan die roman wil werken maar te veel ander werk heb, geen roman die me het gevoel geeft dat alles en iedereen de hele tijd alleen maar in de weg zit, in de weg loopt, en met opzet ook nog, enkel en alleen om mij te pesten en te verhinderen om aan die roman te werken, klootzakken, ga uit de weg, weg weg weg, ik heb een roman te schrijven, kan je dat niet zien. Dat is er nu dus allemaal niet. Maar wel schrijf ik nu weer even hier, misschien doe ik het om weer op gang te komen, omdat alles hier begonnen is, misschien ga ik het wel vaker doen dan alleen vandaag want er is tijd. Uren per dag scheelt het, zo’n geen roman om aan te schrijven, ik had het me nooit eerder ten volle gerealiseerd, meestal wanneer ik door mijn eigen boeken blader, denk ik: waar was ik toen dit geschreven werd? Maar nu weet ik dus vaak niet zo goed wat ik met die uren moet doen. Luxeproblemen hebben in tijden van ontwrichtende pandemieën, laat dat maar aan mij over.

Nu weet ik: het is die pretentie van wandelaars die me irriteert, het verhevene dat ze denken te vertegenwoordigen

Heb ik verder nog iets gelezen? Goed dat je het vraagt. Ik lees veel. Confrontaties van Simone Antangana Bekono (heel goed), verhalen van Colin Barrett (heel goed), Gerda Blees (meestal goed), en Emma Cline (van tja tot geweldig). Ik kocht het verzameld werk van dichter Paul Snoek (fantastisch) en heb één keer tot diep in de nacht tot tranen toe geroerd zitten lezen in Het stad in mij, de superdeluxe editie van de dichtbundel van Maud Vanhauwaert maar daar was ook wijn bij in het spel, we moeten daar eerlijk in zijn. Ik las De laatste zomer in de stad van Gianfranco Calligarich (heel mooi), ik (her)las wat essays van Patricia de Martelaere (super) en Joan Didion (vloeken in de kerk maar die pas verschenen bloemlezing essays deed me minder dan ik had gehoopt). Ik las wat David Henry Thoreau te vertellen had over wandelen (en nu haat ik wandelen nog meer, nu weet ik: het is die pretentie van wandelaars die me irriteert, het verhevene dat ze denken te vertegenwoordigen, hoe ze elkaar groeten, alsof ze adelijke buschauffeurs zijn) en nu lees ik Dagen zonder eind, een geweldige western roman van Sebastian Barry, een boek dat Gilles me gaf en ik anders nooit gelezen zou hebben en wanneer ik die uit heb zal ik eindelijk aan Schaduwkind beginnen van P.F. Thomése, een boek dat ik al jaren bezit maar waarvoor ik altijd te bang ben geweest om het te gaan lezen, maar nu ga ik het doen, nu ga ik het echt doen en dat is niet voor een roman waarover ik zo zoetjesaan begin na te denken, nee heus niet, wees niet bang, romans daar doen we even niet meer aan maar toch verschijnt er in april een nieuw boek – daarover later meer.

Afijn, dat alles terwijl ik kilometer na kilometer het tempo verlaagde, ik schrijf het maar op alsof het mijn bedoeling was, maar in werkelijkheid ging ik natuurlijk kapot, door die vliegende start, en nadat ik een half uur had gerend, kwam ik tot stilstand bij de speeltuin, ach, het speeltuintje waar ik nooit meer kom, nooit meer een kind van het klimrek moet tillen, nooit meer veelbetekenende blikken uitwissel met de andere ouders, nooit meer een brutaal joch per ongeluk een bal in zijn gezicht trap, en ik hijgde uit, dronk van het fonteintje, en zocht die eerste track op. Het was het nummer No van Billy Nomates. Een dame die eruit ziet alsof ze uitstekend cool kan dansen met getuite lippen, een geweldige track is het, die klinkt alsof hij in 1981 gemaakt is. Goddomme, 1981, toen was ik tien en ik had geen dromen, alleen maar Playmobil.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *