Ik ging bier drinken met Rob. Een beginnersfout. Kolere, zeggen we in Amsterdam over zulke avonden maar nooit tijdens de avond zelf, gek genoeg. Die twee laatste laatsten hadden niet meer gehoeven, appte ik Rob daags nadien terwijl ik mijn kateromeletje verorberde. Kolere, appte Rob. Ik weet niet meer welke krachttermen we in Antwerpen gebruikten voor dit soort avonden. Miljaar, misschien. Godvermiljaar. Al lijkt het me sterk dat we in het überhippe fin de siècle waarin ik mijn Antwerpse jaren sleet, een beroep deden op een woord met zo’n hoog Nero-gehalte, zeg maar.

Niks anders dan een lijf dat bewoog, en ook toen vermoedde ik het al.

Alleszins, nét toen we op het punt stonden De Pels te verlaten, na die twee laatste laatsten, werd ik aangesproken door een kunstschilder. Hij had me eerder op de avond zien praten met zijn galeriehouder, die ik ken, omdat ik ooit een werk in die galerie kocht, een schilderij waar ik nog steeds verliefd op ben, maar nu was de galeriehouder naar huis en de kunstschilder zat alleen op een kruk aan de bar, en hij vroeg: ‘Wat is het centrale thema in jouw werk?’ Kolere. Ik kon nauwelijks nog op mijn benen staan en nu dit weer. ‘Kerel,’ zei ik. ‘Really?’ Hij drong aan. Rob stond al buiten op mij te wachten omdat we heus niet nog een allerlaatste sigaretje gingen roken en die arme kunstschilder, een Duitser meen ik, ook dat nog, wilde weten wat mijn centrale thema was. Ik bracht iets ten berde over de twilight zone tussen feit en fictie, een gemakkelijkheidsoplossing die ik ook in beschonken toestand nog vrij vlot uit mijn binnenzak weet te vissen, en dat vond hij veery interezting en ik maakte me uit de voeten, rookte buiten met Rob heus niet nog dat allerlaatste sigaretje en slalomde naar huis.

Er is iets veranderd. Het voelt alsof ik terug ben. Eerder die week stond ik in Paradiso, bij Soulwax, en zodra die twee rakkers aan hun synthesizers begonnen te draaien, raakte ik in mezelf gekeerd, begon te dansen, vanaf de eerste minuut tot de laatste, danste anderhalf uur lang, zonder ook maar één heldere gedachte te hebben, was niks anders dan een lijf dat bewoog, en ook toen vermoedde ik het al. Maar als ik terug ben, waar was ik dan al die tijd gebleven? Nu ja, dat komen we vast nog een keer te weten maar nu moest ik alweer op pad, en ook deze keer was Rob van de partij, ik haalde hem op met de auto, uit zelfbescherming, omdat ik dan niet zou drinken, en in een brakke stilte karden we over de A4 naar Den Haag.

Een literair-poëtische variant op wat influencers ‘manifesteren’ noemen.

In de verte gloeiden de kassen, het was een heldere, koude nacht, ook al was het pas half acht, en al bij al leek het wel mee te vallen met mijn nachtblindheid, niet dat ik per se álles supergoed zag maar in wezen was het toch gewoon de hele tijd rechtdoor met op het eind een bocht naar rechts dus ik zei er maar niks over tegen Rob en toen we Den Haag binnenreden verbaasden we ons over de wolkenkrabbers, en enige vrij onvoorspelbare wegenwerken die ik verrassend vlot wist te pareren en, nu ja, simpelweg ráre bewegwijzering, we moeten het zeggen zoals het is, kortom, Peppi en Kokki kwamen een keertje buiten Amsterdam. ‘Moeten we vaker doen,’ zei Rob, en toen moest de avond nog beginnen.

Niet veel later zaten we in een zaal en een Groot Schrijver (m/v/x) zei dat een groot verlangen de werkelijkheid kan vormen, bijvoorbeeld: wanneer je intens en oprecht verlangt naar een grote liefde, dan zal die grote liefde ook opduiken want, zo poneerde deze auteur: ‘Het verlangen creëert een realiteit waar je in kan stappen.’ Dat was weer prachtig gezegd, en menigeen in de zaal begon vol ontzag te knikken, en ik noteerde de zin op mijn telefoon, appte hem naar mezelf, zoals ik wel vaker doe, en eenmaal thuisgekomen dronk ik een glas rode wijn en ik las die zin nog eens goed, dacht erover na en besloot dat het inderdaad, zoals ik in Den Haag al vermoedde, complete flauwekul was, een literair-poëtische variant op wat yogamominfluencers ‘manifesteren’ noemen, holy shit zeg, daar kwam je gewoon mee weg als je het maar met de juiste artistiekerige flair ten berde wist te brengen, ik kan dit niet bewijzen, heb de cijfers niet één-twee-drie paraat, maar durf toch te beweren dat onze begraafplaatsen vol liggen met mensen die bij leven een immens, diep doorvoeld verlangen naar een grote liefde hebben gekoesterd en midden in dat verlangen een realiteit betraden waarin ze op een doordeweekse dinsdagmiddag eenvoudigweg van de sokken werden gereden door een stadsbus, of zich tevreden stelden met een liefde die niet té ellendig uitpakte, en ik ben oprecht jaloers op dit talent, om dat soort veronderstelde diepzinnigheid de zaal in te zwieren en er mee weg te komen, ik kan me niet voorstellen dat de auteur in kwestie dat niet weet, beeld me in wat een reuzelol het oplevert om hier achteraf in de backstage, of je hotelkamer, aan terug te denken, en ik merk dat ik nu een beetje boos word trouwens, terwijl het op het moment zelf allemaal nog vrij onschuldig leek, zelfs Rob gaf geen krimp, dan weet je het wel.

En nu stond ik daar te staan, en te kijken, en me in te beelden hoe hij daar stond en keek, en er gebeurde niets.

Er is iets veranderd. Ik moet vaker dansen, dat is zeker, en ik kom vaker buiten, dat is goed, en ik denk nog vrijwel elke dag aan de eerste keer dat ik de Avenue Baron Dhanis inliep, kort na aankomst in Bukavu, wilde er meteen naartoe, marcheerde haastig door straten die ik enkel van Google Maps kende en toen stond ik daar, ter hoogte van waar het huis had gestaan, vermoedelijk, en ik keek en keek, probeerde gevoelens op te roepen die ik niet had, herhaalde in mezelf, als een mantra, dat mijn vader hier woonde, meer dan 60 jaar geleden, dat ik nu stond waar hij stond, zag wat hij zag. Er gebeurde niets. Ik was zo dichtbij mijn onderwerp gekomen als maar kon, en nu stond ik daar te staan, en te kijken, en me in te beelden hoe hij daar stond en keek, en er gebeurde niets, en gek genoeg was dat prima. Er kwam geen quasi-diepzinnige platitude in me op die van pas kon komen op een literair avondje. Geen slimmig thema om bezopen te debiteren in een halflege kroeg ten behoeve van een eenzame kunstschilder. Alles bleef hetzelfde: de straat, de azuurblauwe lucht, de huizen, de mensen, het meer glinsterend in de verte. Maar er veranderde wel degelijk iets, iets anders. Ja, ik denk dat het daar gebeurde, op dat moment. En nu ben ik terug.