web analytics

Zand.

24 mrt, 2018

De eerste keer dat ik Starik sprak was op de afterparty van mijn eerste Boekenbal. We leunden met onze ruggen tegen de bar van Café Cox.
‘Dus dan heb je besloten om schrijver te worden,’ zei hij. ‘En het is je gelukt.’ Ik knikte. Voor ons bevond zich een indrukwekkende hoeveelheid zwetend vlees. Er spatte drank uit glazen, uit monden, uit verhalen voor morgen. Er gleden handen over dijen, ogen over konten, tongen over tongen. Mensen bleven binnenstromen omdat het niet meer kon, zo vol was het.
‘Nou,’ zei hij. Hij maakte een onvast gebaar met de hand. ‘Dit is wat je ervoor terugkrijgt.’

Gisteren, toen ik thuis kwam van mijn laatste afspraak met Starik, vroeg Lola: ‘En? Heb je gehuild?’ Nee, ik had niet gehuild. Het was een zeldzaam mooi afscheid geweest, zoals alleen dingen die je haat zeldzaam mooi kunnen zijn. Ik sloop naar het dakterras voor een stiekeme, allerlaatste sigaret, zo zwoor ik op Stariks ziel. Toen ik mijn tanden had gepoetst en mijn handen had gewassen, kwam ik weer in de woonkamer, opende mijn laptop en zocht het filmpje op van Starik die het gedicht Gras voordraagt op de Nacht van de Poëzie. Lola kwam erbij staan want er was reclame op tv.
‘Kijk,’ zei ik. ‘Dit is de man die we vandaag begraven hebben.’
We keken, zwijgend. Halverwege het gedicht liep het reclameblok af; Lola maakte een slinks manoeuvre richting de bank.
‘En?’ vroeg ik.
‘Hij praat raar,’ zei ze. Op TV begon prompt een kind te zingen. Het refrein ging van: ‘Leef, alsof het je laatste dag is!’
Dat was ook raar, en ook waar.
Ik dacht aan het zand. De eerste, twintig, dertig schepjes waren dof en hard op de kist geland. De klank had zich over de begraafplaats verspreid, als een gedicht. Daarna, met elke nieuwe schep, werd het steeds stiller.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *