web analytics

Beuken.

12 jan, 2023

Ik ging hardlopen bij zonsopgang, dat klinkt beter en vroeger dan kwart voor negen, maar feeërieke taferelen bleven uit want aan de oostzijde van het Nieuwe Diep ging de opkomende zon schuil achter een somber gordijn dat mij duidelijk maakte dat ook vandaag in niets zou verschillen van de voorgaande dagen en aldus een dag zou worden waarop ik uren en uren op een toetsenbord ging beuken in een vruchteloze poging iets tot leven te wekken waar om te beginnen toch al niemand op te wachten zat. Kortom, de sfeer zat goed, ik rende lekker door.

De huisarts van haar kant, zag onmiddellijk de ernst van de situatie in.

Tijdens de kerstvakantie was ik nachtblind geworden. Nu ja, mogelijk was het proces al iets langer aan de gang, maar op de donkere, regenachtige wegen van Bretagne bleek ik plots een gevaar op de weg. Ik reed voorovergebogen met mijn neus tegen het raam ‘Ik zie niks ik zie niks!’ roepend, pakte her en der wat stoeprandjes mee bij het afslaan, en daardoor moest ik ook terugdenken aan die arme scooter die ik enkele weken eerder op een druilerige avond in Amsterdam had aangereden en ik herinnerde me mijn eigen verbijstering – hoe kon ik haar niet hebben gezien, ze stond stil, ik reed vijf kilometer per uur – en toen ik even wat symptomen gegoogeld had, was het inderdaad zo dat ik me ook vaker stootte, in mijn vinger sneed, of iets niet zag liggen, allemaal aan de rechterzijde van mijn zichtveld en daarnaast manifesteerde zich sinds kort een ploppend geluid in mijn rechteroor dat hier ogenschijnlijk niks mee te maken had maar toch.

‘Kortom,’ zei ik tegen Rob toen we afgelopen vrijdag voor De Pels stonden te roken. ‘Schrik niet, en ik zeg dit onder licht voorbehoud, maar ik heb een hersentumor.’ Rob knikte en nam een slok van zijn biertje, gevolgd door een bedachtzame trek van zijn sigaret. Hij was niet verrast. En dat verraste mij dan weer niet. Ook de vorige keren dat ik een hersentumor had, was Rob kalm gebleven, had er eigenlijk nooit veel woorden aan vuil gemaakt, wie niet beter wist zou zeggen: balancerend op de rand van desinteresse. De huisarts van haar kant, zag onmiddellijk de ernst van de situatie in. Ze liet me allerhande testjes doen die ik stuk voor stuk met verve volbracht, ze mat mijn bloeddruk die excellent bleek te zijn, stelde een reeks vragen waarop mijn antwoorden haar stuk voor stuk geruststelden, beweerde ze, maar zo makkelijk liet ik me niet in de luren leggen.

Lichtzinnigere types zouden hierin een verklaring durven zien.

Aldus fietste ik even later naar huis met een doorverwijzing voor de oogarts én een doorverwijzing voor een endoscopie. (Hoe ik plots aan die endoscopie kom, is me een raadsel. Dat zal ook wel weer de leeftijd zijn, zoals alles tegenwoordig.) Tussendoor ging ik voor de zekerheid ook maar naar de opticien, waar ik me een nieuwe bril liet aanmeten. Dat bleek vijf jaar geleden te zijn. Sommige, lichtzinnigere types zouden hierin een verklaring durven zien maar zelf had ik niet het idee dat het de situatie minder levensbedreigend maakte en daar deed de analyse van de optieker – die de achteruitgang van mijn zicht met een ijzingwekkende onverschilligheid als ‘volkomen normaal’ bestempelde – niets aan af. Zo’n man wil alleen maar brillen verkopen en dat deed hij, en wat voor één: ik kocht een goudkleurig Gucci-montuur waar menig pornoproducent uit de jaren zeventig mij om zou benijden, want ja, met het einde in zicht mag het wat kosten, mag het allemaal wel wat exuberanter en vrolijker, goddamnit, wat had ik eigenlijk al die jaren gedaan, hoe had ik mijn leven wel niet vergooid aan veilige keuzes, risicoloze ondernemingen, volkomen betrouwbare opties en die eeuwige godverdomse melancholie van mij, die weemoed, die ook maar niks anders is dan een kinderachtig verlangen naar verloren onschuld waar een man als ik zich in feite diep voor zou moeten schamen, ja, wie was ik in godensnaam geworden terwijl ik al die tijd ook een jaren zeventig-pornoproducent had kunnen zijn, en bij dat goudkleurige Gucci-montuur koos ik dan ook de allerduurste glazen die de beste kerel in de aanbieding had, zodat ik mijn laatste dagen kon slijten met een volkomen glasheldere kijk op de wereld en alle waanzin die er deel vanuit maakt.

Niet dat het mijn levensverwachting dus ook maar iéts omhoog heeft geholpen

Dat nam niet weg dat ik nog steeds prinsheerlijk aan het rennen was, zoals ik ondertussen al bijna tien jaar tweemaal per week doe. Niet dat het mijn levensverwachting dus ook maar iéts omhoog heeft geholpen, maar goed, wie kon dat voorzien? Ik had het Nieuwe Diep alweer enige tijd achter me gelaten, naderde nu in een fluks tempo mijn eigen buurtje, het was een woensdag dus was het markt en ik pakte al rennend met mijn wijd opengesperde mond en neusgaten zonder verpinken een flinke walm visstank mee, altijd fijn, alvorens rechtsaf te slaan bij de boekhandel waar ik pas binnen een aantal jaren weer in boekvorm te vinden zal zijn, liep uit tot bij het drinkfonteintje, dronk, slenterde naar huis, dook de douche in en toen ik niet veel later naar kantoor fietste, brak de zon door, stak laag en scherp in mijn ogen, en ik hief mijn hand op tussen mij en ’t licht, spreidde mijn vingers, en zo trapte ik door, ontweek fietsers, slalomde langs voetgangers, in een flink tempo, zag het gevaar overal, van links en van rechts, ruimschoots op tijd over het blinkende asfalt aan komen zoeven, een opmerkelijke ervaring voor iemand in mijn toestand, die me vreemd genoeg niet melancholiek stemde maar juist energie gaf, en zo raasde ik verder, voelde me driftig en vrij, parkeerde de fiets, gooide hem op slot, liep in gestrekte draf mijn werkkamer in en begon, zodra ik de computer had ingeplugd, als vanouds en onverwijld op de ondertussen van mij welbekende wijze kéihard op mijn toetsenbord te beuken.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *