Oké, zei ik tegen mezelf. Een maand of twee geleden was dat. Ik zei het niet voor het eerst. Natuurlijk niet. En dan bedoel ik niet dat oké maar dat andere, datgene waarop ik oké zei tegen mezelf. Ik had gezegd: Het wordt tijd dat ik het – en met ‘het’ bedoelde ik het schrijven, ik zal het maar eerlijk toegeven, ik bedoelde het hele schrijven, alles wat het behelst, the whole she-bang zeg maar – het wordt tijd, zei ik tegen mezelf, dat ik het maar eens serieus ga nemen. Oké, zei ik.
Ik had die lekkere pijnstillers nog niet gekregen, keto-nog-wat, combineerde prima met het lokale Keler bier.
Ik zat op het strand, op zo’n klapstoeltje, ik ben nu op de leeftijd gekomen dat ik niet langer meer zittend op een strandlaken kan lezen zonder binnen luttele minuten aan ondraaglijke pijnen te worden blootgesteld, en die middag was ik nog topfit, kan je nagaan, ik had mijn voet nog niet verstuikt, was nog niet anderhalve kilometer hinkend naar huis gelopen met de tranen in mijn ogen, ik had die lekkere pijnstillers nog niet voorgeschreven gekregen, keto-nog-wat, combineerde prima met het lokale Keler bier, maar zover was het nog niet, ik zat op gewoon alleen op het strand, de anderen kwamen pas later, ik las een boek, zal niet zeggen welk, keek even op, en dacht: nou. Misschien is het zo wel welletjes geweest. Misschien moet ik het nu dan maar serieus gaan nemen. Maar dan écht.
Soms kijken mensen me ietwat bezorgd aan, beginnen heel voorzichtig over mijn laatste boek, zonder te zeggen dat het alweer vijf jaar geleden is, vorige week nog complimenteerde een collega me uitgebreid met dat boek, heel fijn, en het duurde nog best lang voordat ik doorhad dat hij niet mijn laatste boek bedoelde, niet dat van vijf jaar geleden, maar het boek dáárvoor, en ervan uitging dat ik sindsdien niks meer gepubliceerd had. Niet erg. Helemaal niet erg. Komt wel weer. Wanneer ik het schrijven eenmaal serieus heb genomen, moet je eens kijken wat er dan gebeurt.
Kortom. Vanochtend mocht ik, voor het eerst in twee maanden, weer buiten hardlopen, na een lange revalidatie waarover ik zou willen zeggen: heb je wel eens geprobeerd om op één been te staan met je ogen dicht? Maar nu rende ik weer. Acht keer anderhalve minuut met telkens een minuut wandelen tussendoor. Volstrekt belachelijk voor wie het niveau kent waarop ik gewend ben de edele hardloopsport te beoefenen, maar goed: blij als een kind. Thuisgekomen postte ik een foto op Instagram van mijn hardloopschoenen, schreef er #imbackbitches bij en werd daarmee liefdevol uitgelachen door Lola Victoria, hetgeen ik accepteerde, terwijl, even serieus, deze jongedame pas gisteren geboren werd en komend jaar al eindexamen doet en dus misschien beter zelf even normaal kan doen maar goed, zoiets zeg je niet, als vader. Vaststellen en incasseren, dat is zo ongeveer waar ouder worden op neerkomt.
Een beslissing is niks meer dan een verhaal dat je jezelf vertelt over een stap die je al gezet had.
Afijn. Ik schrijf hier weer, zie je dat? Kenners weten dan dat er iets gaande is. Hij moet zich weer even op gang trekken. Hij moet weer even warmlopen op vertrouwde grond alvorens nieuwe wegen in te slaan, wie weet zelfs dat schrijven eens wat serieuzer te gaan nemen, wie zal het zeggen, ik denk er nu, twee maanden later, nog vaak aan. Tussendoor, evenwel, ging ik naar een nieuwe kapper. Niks mis met de oude maar soms moet een mens beslissingen nemen. Tal van neurowetenschappers zullen je vertellen dat een beslissing niks meer is dan een verhaal dat je jezelf vertelt over een stap die je al gezet had, dus zo bekeken hoef je nooit spijt te hebben van wat dan ook, al ligt dit uiteraard anders wanneer het gaat om de keuze van een nieuwe kapper omdat het schaarse geluk dat in een mensenleven te rapen valt nu eenmaal in hoge mate afhankelijk is van hoe je haar ligt, zoals iedereen weet.
Kortom, daar zat ik, voor een spiegel met zicht op het Waterlooplein en onmiddellijk voelde ik dat dit goed ging, dat ik nu en daar geknipt zou worden tot wie ik eigenlijk was. Je kan het aanstellerij noemen maar de sensatie was echt en dat had alles te maken met de nieuwe kapper, die rustig was en sereen, kleine handen met dunne vingers die af en toe in een sierlijke onbeweeglijkheid ter hoogte van mijn oor of wang bleven hangen en dan weer in beweging kwamen. Ze had me een foto laten zien van wat ze van plan was, maar dan anders. Het is een vibe, zei ze, en dat had ik simpelweg geaccepteerd. Ik voelde me veilig. Ik begreep de vibe, dacht ik, en er kwamen geen kappersbeleefdheidskletspraatjes bij kijken, alles voltrok zich in een serene stilte die heel af en toe onderbroken werd door een korte dialoog die verdacht veel op een echt gesprek leek. Ik vertelde over mijn nieuwe boek en ze zei: O, dan ga je ook veel over jezelf leren. Om heel eerlijk te zijn: de laatste tijd ben ik geneigd om iedereen die mij vertelt dat ik met dit boek veel over mezelf ga leren, zonder boe of ba uit mijn leven te verbannen. Maar dat zei ik niet tegen de nieuwe kapper, dat leek me een tikje unfair. In plaats daarvan begon ik over Dilan Yesilgöz die bij mij om de hoek woont. Vertelde dat onze hele wijk tegenwoordig vol veiligheidscamera’s hing, en Dilan niet meer zelf de hond uit mag laten. De nieuwe kapper wist niet wie Dilan Yesilgöz was. Ik volg geen politiek, zei ze. Dit zou ik normaal gezien streng veroordelen. Deze nieuwe trend, want dat is het, om je desinteresse voor politiek openlijk te belijden, als een levensovertuiging, het is niets minder dan onversneden egoïsme. Maar de nieuwe kapper zei het zonder misprijzen of oordeel, meer als iets wat nu eenmaal zo gekomen was, misschien wel altijd zo geweest was. Ze was in dit apolitieke leven geboren en tot wasdom gekomen, en opnieuw accepteerde ik dit, zonder meer, sterker nog, het was jaloersmakend.
Dilan? zei ze. Echt? Wat een leuke naam voor een vrouw.
Wat is het centrale thema in je werk? Waar gaan we mee aan de slag? Welnu, dat is eenvoudig genoeg.
Kortom, niet veel later wandelde ik herboren en volkomen in vrede met mezelf en de wereld de kapperszaak uit, wellicht een beetje verliefd, inderdaad, maar hou dat voor je want ik heb het nog niet aan mijn vrouw verteld.
De volgende dag, terwijl ik tevreden naar mijn nieuwe haar staarde voor de spiegel in de badkamer, dacht ik na over deze blogs, waaraan ik altijd veel lol beleef wanneer ik ze schrijf, en er is ook altijd wel anderhalve lezer te vinden die ze wil lezen maar: waar gingen ze eigenlijk over? Moest ik hier nog wat mee? Moest ik dit ook al – komt-ie –
serieuzer gaan nemen? Ik dacht aan een collega die ik stiekem wil vragen of ze me wil ehm
coachen bij het opwaarderen van sommige van deze blogs tot, nu ja, misschien een soort van essays, wat dacht je daarvan? Maar het is best lastig om zoiets stiekem te vragen. Je moet het eigenlijk vrij expliciet doen, zeg maar, dus het zal er wel niet van komen, ook al weet ik precies wat ik zou antwoorden, mocht ze dit lezen en zich afvragen: ja hallo, coachen allemaal goed en wel, maar wat is het centrale thema in je werk, in die blogs? Waar gaan we mee aan de slag? Welnu, zou ik dan zeggen, dat is eenvoudig genoeg. We gaan aan de slag met een vraag waarop we nooit het antwoord te weten zullen komen: waarom, in godsnaam, ben ik toch zo’n idioot? En ik denk dat ze dan wel ja zou zeggen, maar goed, dit is uiteraard slechts een theoretische denkoefening want ik heb andere dingen te doen, zoals een boek schrijven, zoals het schrijven serieus nemen, zoals dat hardlopen zo snel mogelijk opbouwen naar het niveau dat ik van mezelf verlang, en wat nog meer is: ik heb nu een haarkundige vibe gaande te houden, en geloof me, dat is minder eenvoudig dan je denkt.